17 augustus 2014 Deadhorse
Door: Majohrie
Blijf op de hoogte en volg Majohrie
17 Augustus 2014 | Verenigde Staten, Deadhorse
Om 6 uur gingen we op pad naar Deadhorse. De Trans-Alaska Pipeline gaat van de Prudhoe Bay-olievelden aan de Noordelijke IJszee naar Valdez aan de Pacific Ocean. De Dalton Highway is als aanvoerweg voor materiaal voor de olievelden langs de pijpleiding aangelegd. Vanuit Fairbanks is het 800 km. tot aan Deadhorse aan de Prudhoe Bay. De weg is het grootste deel van het jaar besneeuwd. In de zomermaanden worden er veel reparaties uitgevoerd, zelfs op zondag. Het is een lappendeken en bestaat voor een groot deel uit gravel. Hier is meestal wel snel op te rijden, maar goed uitkijken voor gaten. Als er asfalt is, wisselt het tussen heel goed en gatenkaas. Het was rustig op de weg. We waren bang gemaakt dat het vrachtverkeer doordendert en geen rekening met kleine auto’s houdt, maar dat viel heel erg mee. We konden vrachtwagens voorblijven en hebben alleen last gehad van opwaaiend stof. We passeerden na ca. 200 mile de Poolcirkel. Iets verderop ligt halverwege Coldfoot en dat is de enige tankmogelijkheid waar we nog een koffie genomen hebben en toch maar een stevige lunch besteld hebben. Natuurlijk was het weer teveel. Vlak na het wegrijden bleek dat we een lekke band hadden dankzij een dikke schroef. De natuur was weer overweldigend. We reden over bergen en langs de pijpleiding. Aan het eind waren er veel meren (het stikt hier van de muggen, natuurlijk). Er werd op caribou's gejaagd en we zagen er diverse bij auto’s liggen. Gelukkig zagen we ook een aantal levende. Het viel ons op dat we op de toendra amper levende wezens zagen. We verwachten toch wel kuddes elanden of caribou's. Deadhorse heeft 25 tot 50 vaste bewoners. Daarnaast tot 4000 man in dienst van de oliebedrijven. Het hotel (net als alle gebouwen in Dead Horse) is opgebouwd uit barakken en prijzig gezien de kwaliteit. Kleine kamer met 2 bedden en twee kasten. De gezamelijke toilet en douche is verderop in de gang. Het is hier een hard bestaan. We zien alle auto’s met stekkers voor standverwarming zodat ze ’s ochtends een opgewarmde auto hebben. Ze mogen de auto's (de meesten diesel) om te voorkomen dat de diesel bevriest, niet de hele nacht laten draaien als de temperatuur boven de -40 C blijft. Vannacht zal het koud worden en zin we blij dat we niet in de tent hoeven. De lekke band hebben we naar een bandenzaak gebracht (nog open op zondag). De baas begint om 6 uur morgen en heeft om 8 uur de band klaar. Het is hier een 7-daagse economie. Onze auto heeft veel bekijks. In zo’n werkomgeving is zo iets natuurlijk zeer uitzonderlijk. Iedereen waar we mee praten wil weten hoe oud de auto is en welke tocht we maken. De mensen zijn ook uiterst behulpzaam. We duiken er vroeg in zodat we morgen op tijd klaar zijn voor de busrit naar de kust. Dit gaat over olieterrein en mag alleen met de bus bezocht worden als je je meer dan 24 uur van te voren aanmeldt. We willen toch echt het noordelijkste punt bereiken op onze tocht. Het meest zuidelijk punt van Amerika: Ushuaia hebben we in 2011 al aangedaan.